Bekeerd of niet?
Deze blog verscheen eerder als column in Plus Magazine
In vroeger tijden was het niet ongebruikelijk, dat mensen op praktische gronden van geloof wisselden. Indachtig het gezegde: ‘Twee geloven op een kussen, daar slaapt de duivel tussen’, moest er geregeld worden overgestapt naar een andere kerk, voordat er getrouwd kon worden. Mijn eigen opa werd om die reden rooms-katholiek. Na de bruiloft heeft hij die kerk overigens nog slechts tweemaal van binnen gezien, toen mijn moeder trouwde en bij gelegenheid van zijn eigen uitvaart. Hij verklaarde ons zijn schaarse kerkgang met de leuze: ‘Waar gezongen wordt, maar niet gedronken, kan het nooit echt gezellig zijn!’ Mijn godvruchtige oma was hier niet gelukkig mee, maar dat terzijde.
Toen de bijstand nog niet bestond, waren arme mensen voor ondersteuning aangewezen op de verschillende kerkgenootschappen. Daar werd wel als voorwaarde gesteld, dat de armlastige ook daadwerkelijk tot de betreffende kerk behoorde. Dus een rooms-katholiek kon zich niet voor het verkrijgen van ‘onderstand’ vervoegen bij de Nederlands-hervormden. En het spreekt voor zich, dat een lutheraan niet moest aankloppen bij de gereformeerden. Zolang iedereen maar was aangesloten bij enige kerk werkte dat uitstekend. Maar…. Niet iedere kerk betaalde evenveel. Dus konden bijvoorbeeld Nederlands hervormde sloebers zomaar luthers worden, als de bedeling daar wat ruimer was!
Tegenwoordig wisselt men in de regel op gewichtiger gronden van geloof. Zoals vervolging in een ver buitenland. Het is algemeen bekend, dat christenen het soms erg moeilijk hebben in islamitische landen. En geloofsvervolging is een terechte grond om asiel te verkrijgen in ons land. Dat weten kansloze asielzoekers natuurlijk ook, zodat deze zich soms bekeren tot een vervolgd kerkgenootschap, in de hoop in ons land toegelaten te worden.
Maar hoe stel je nu vast, of een dergelijke bekering echt is of leugenachtig? Hoe ver mag je gaan, bij het onderzoeken van iemands religieus geweten?
Een interessant geval deed zich voor in Zeeland. Daar meldde zich een Eritrese vrouw, die oorspronkelijk het christelijk-orthodoxe geloof aanhing. Dat was en is in Eritrea geen probleem, nu ongeveer 40 % van de bevolking daar die religie is toegedaan. Wel een probleem wordt het, als je toetreedt tot een christelijke pinkstergemeente of de Jehova getuigen. Officieel zijn die daar weliswaar toegestaan, maar in de praktijk worden zij niet getolereerd. Nu beweerde deze Eritrese, dat zij zich bij een pinkstergemeente had aangesloten. En tja, dan kon men haar toch niet terugsturen naar haar geboorteland! De immigratiedienst geloofde haar niet en wees het asielverzoek af.
Betrokkene was het hier niet mee eens en ging in beroep bij de rechtbank. Daar werd geoordeeld, dat mevrouw aannemelijk had moeten maken, dat haar bekering was gebaseerd op een ‘diepgewortelde innerlijke overtuiging’. Daartoe had zij uitgebreid verslag moeten doen van haar bekeringsproces en blijk moeten geven van gedegen kennis van haar nieuwe geloof en geloofsactiviteiten. En daar ging het mis. Daarover ondervraagd, lukte het haar niet de belangrijkste verschillen tussen haar oude en nieuwe geloof uit te leggen. Ook het feit, dat zij na haar komst naar Nederland nauwelijks nog haar nieuwe kerk had bezocht, sprak niet in haar voordeel. Kortom, deze bekeerling was door de mand gevallen. De rechter was het eens met de immigratiedienst. Haar asielaanvraag was terecht afgewezen.
Ik ben bang, dat mijn opa ook door de mand was gevallen, bij een dergelijk onderzoek.
Maar begin vorige eeuw nam men het niet zo nauw, als men zich bekeerde om te mogen trouwen.