Datum mondelinge uitspraak: 12 juni 2019 (Onder voorbehoud van mogelijke vergissingen en verschrijvingen)
Plaats uitspraak: Mierlo
Bindend Advies.
In het geschil tussen:
Joanna Catharina Gerarda X
te Mierlo,
bijgestaan door Wim X,
verder te noemen: mevrouw X,
en
Theo van den Boogaard en Maria Helena X
te Mierlo,
verder te noemenFamilie X,
gegeven door mr. F.M.Visser.
(Schriftelijke uitwerking ex artikel 14 lid 4 Reglement)
De procedure.
Partijen zijn schriftelijk overeengekomen dit geschil door middel van een bindend advies op basis van het ‘Reglement Bindend Advies Mr. Frank Visser doet uitspraak’ editie oktober 2018 te doen beslechten.
De vordering van mevrouw X is opgenomen in de bindend advies overeenkomst. Daarin is ook een tegenvordering van Familie X opgenomen.
Mr. Frank Visser heeft kennis genomen van alle door partijen overgelegde stukken.
Het geschil is behandeld op de hoorzitting van 12 juni 2019, welke is gehouden te Mierlo.
Partijen zijn behoorlijk opgeroepen voor de hoorzitting.
Voorafgaande daaraan heeft mr. Frank Visser zich begeven naar de in deze procedure bedoelde percelen en heeft hij dit/deze in het bijzijn van partijen bezichtigd. Daarbij was tevens aanwezig Arjan van Woudenberg als deskundige.De relevante perceelgrens is gereconstrueerd door het kadaster (landmeter Robin Vlemmix). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op- en aanmerkingen te maken.
Partijen zijn op de hoorzitting verschenen en hebben hun standpunten toegelicht.
De deskundige heeft mondeling verslag uitgebracht.
Als informanten zijn gehoord mevrouw Van Spaendoncken makelaar John Raaijmakers (telefonisch).
Hierna is mondeling uitspraak gedaan.
Vordering van mevrouw X.
Mevrouw X vordert, kortgezegd, zoals bij gelegenheid van de hoorzitting nader aangegeven en toegelicht:
Tegenvordering van Familie X.
De Familie X vordert, kort gezegd, zoals bij gelegenheid van de hoorzitting nader aangegeven en toegelicht:
Het conflict (artikel 14 lid 2 van het reglement).
Het conflict dat partijen verdeeld houdt laat zich kort samengevat als volgt omschrijven.
Partijen zijn buren en hun percelen grenzen aan elkaar. Zij hebben verschil van mening over de erfgrens tussen hun percelen: waar loopt de erfgrens precies? De perceelgrens is al eerder door het kadaster gereconstrueerd, maar partijen blijven daar twijfels over houden. Daarnaast zijn er meer geschilpunten die samenhangen met de erfgrens, zoals over een dennenboom die, al dan niet op perceel van mevrouw X, onrechtmatige overlast zou veroorzaken en ook over de plaats van een schutting, die de Familie X wil plaatsen op, naar eigen zeggen, haar eigen grond. Ook een carport, die in de toekomst gebouwd zal worden, geeft nu al problemen.
Partijen wensen daarover een uitspraak, alles in de ruimste zin des woords.
Beoordeling van het geschil.
Vaststaande feiten
Verslag van de deskundige
De conditie van de dennenboom is goed. Er zijn geen aanwijzingen dat deze kan omwaaien. Mocht dat toch gebeuren, dan valt hij richting mevrouw X en niet richting Familie X.
Kadastrale meting.
Uit de reconstructie van de kadastrale grens tussen beide percelen volgt, dat de hiervoor onder 3. bedoelde hekwerken achter inderdaad op eigen grond van mevrouw X zijn geplaatst: helemaal achterin op 17 centimeter van de erfgrens, verderop op 30 centimeter en weer verderop op 60 centimeter, waarna de erfgrens helemaal voorin (vrijwel) gelijk uitkomt met het draadhek. De erfgrens loopt in één rechte lijn, de hekwerken dus niet.
De dennenboom is op eigen grond van mevrouw X gevestigd.
Inhoudelijke beoordeling van het conflict
De erfgrens.
Gesteld noch gebleken is, dat de door het kadaster gereconstrueerde erfgrens niet zou overeenstemmen met de werkelijke eigendomsverhoudingen. Ik zal deze dan ook tot uitgangspunt nemen.
Beide partijen zijn verplicht deze erfgrens te respecteren.
Naar mijn oordeel is daarmee voldoende komen vast te staan, dat de door Familie X gerooide haag inderdaad op de erfgrens stond en dus mandelig was. Familie X was daarom niet gerechtigd deze haag eigenmachtig te rooien. Dat Familie X dacht dat de haag op haar eigen grond stond, doet niet ter zake.
De dennenboom.
De in deze procedure bedoelde dennenboom staat vrijwel op de erfgrens.
Volgens artikel 12 van de bomenverordening gemeente Geldrop-Mierlo is de afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek in die gemeente vastgesteld op 0,5 meter (gemeten vanaf het midden van de voet van de boom) voor bomen en op nihil voor heesters en heggen in privaat eigendom en op nihil voor bomen, heesters en heggen die staan op openbaar terrein.
Daaruit volgt dat de boom -wettelijk gezien- te kort op de erfgrens is geplant, maar deze onrechtmatige toestand is al lang en breed door verjaring gelegaliseerd.
Gedwongen verwijdering, zoals gevorderd, is daarom alleen mogelijk, als de boom dermate gevaar en/of zoveel hinder veroorzaakt, dat dit ten opzichte van Familie X als maatschappelijk onaanvaardbaar moet worden aangemerkt. Het enkele gegeven, dat een boom bladafval produceert en schaduw werpt op het buurperceel is daartoe echter onvoldoende te achten. Ook het ontnemen van enig zonlicht levert daartoe onvoldoende reden op. Deze boom is bovendien gezond en levert geen gevaar op voor Familie X, noch onaanvaardbare hinder.
In de onderhavige zaak ben ik daarom van oordeel, dat er onvoldoende grond bestaat tot gedwongen verwijdering van de boom. De boom mag dus blijven staan.
De carport.
Het staat Familie X vrij om binnen de grenzen van de wet een carport te bouwen op eigen grond. Voor zover mevrouw X mocht menen, dat Familie X zich niet aan de wet houdt staat het haar te allen tijde vrij om daartegen bezwaar te maken bij de overheid. Er bestaat vooralsnog geen aanleiding om te veronderstellen, dat mevrouw X misbruik zou maken van dat recht, zodat ik haar dit niet kan verbieden.
De schutting.
Het staat Familie X in beginsel eveneens vrij om op eigen grond een schutting als erfafscheiding te plaatsen. Voor wat betreft de hoogte van die schutting geldt, dat deze alleen achter de voorgevelrooilijn[1]vergunningsvrij gebouwd mag worden tot maximaal 2 meter hoog. Nu Familie X op eigen grond gaat bouwen, geldt haar eigen voorgevelrooilijn en niet die van mevrouw X.
In deze zaak doet zich echter de complicatie voor. In de zijgevel van haar woning en uitbouw heeft mevrouw X immers ramen. Die zijn weliswaar te kort op de erfgrens geplaatst (artikel 5.50 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek), maar die onrechtmatige toestand is al lang verjaard. Volgens artikel 5.50 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek mag nu niet meer gebouwd worden binnen 2 meter, rechthoekig gemeten, vanuit die ramen, als mevrouw X daarvan onredelijke hinder ondervindt. Dat geval doet zich hier naar mijn oordeel inderdaad voor. Een schutting vlak voor haar ramen vermindert de lichtinval en bederft het zicht. De door Familie X te bouwen schutting mag dus niet binnen 2 meter van die ramen komen.
Anderzijds mag mevrouw X niet eisen, dat Familie X een groene erfafscheiding plaatst, maar gelet op het voorgaande kan ik mij voorstellen, dat Familie X alsnog voor die oplossing kiest.
Kostenvergoeding.
Volgens artikel 19 lid 2 van het Reglement dragen partijen ieder hun eigen kosten in deze zaak. Er bestaat dus geen grond voor een kostenveroordeling op grond van de door tuinman X aan deze zaak bestede uren. Voor zover kosten worden gevorderd voor voorbereidende werkzaamheden, zie ik overigens geen voldoende grond voor toewijzing.
Contactverbod.
Het lijkt me inderdaad het beste, dat partijen geen persoonlijk contact meer met elkaar onderhouden. Ook tuinman X is inmiddels teveel bij dit conflict betrokken om als tussenpersoon te fungeren. Indien contact nodig is, zal dat alleen nog schriftelijk mogen, via de normale postbezorging.
Partijen zal in dat verband bovendien met onmiddellijke ingang worden verboden nog op elkaars percelen te komen, of iemand anders daartoe opdracht te geven.
Eindoverweging
Op grond van het voorgaande ben ik van oordeel, dat als volgt moet worden beslist.
B E S L I S S I N G
De erfgrens.
Voor recht wordt verklaard, dat de heden door het kadaster gereconstrueerde erfgrens tussen de percelen van partijen overeenkomt met de werkelijke eigendomsverhoudingen.
Beide partijen zijn verplicht deze erfgrens te respecteren. Partijen, noch iemand namens hen, mogen over die erfgrens komen, of op een andere manier het erf van de ander betreden.
Indien dit verbod wordt overtreden verbeurt de overtredende partij aan de andere partij van rechtswege (geen aanmaning nodig) een boete van € 250,– per keer met een maximum van € 5.000,–.
De dennenboom.
Voor recht wordt verklaard, dat de in deze procedure bedoelde boom mag blijven staan.
De carport.
Voor recht wordt verklaard, dat het mevrouw X vrij staat om bezwaar te maken tegen de uitvoering van de bouwplannen van Familie X met betrekking tot de carport, indien zij op redelijke gronden mocht menen dat daarbij de wet wordt overtreden.
De schutting.
Voor recht wordt verklaard, dat het Familie X vrijstaat om op eigen grond, achter haar eigen voorgevelrooilijn, een schutting te plaatsen van maximaal 2 meter hoog. Vóór die lijn geldt een maximale hoogte van 1 meter.
Het wordt X Boogaard echter verboden om binnen twee meter, rechthoekig gemeten vanuit de ramen in de zijgevel van de woning en de uitbouw van de woning van mevrouw X, een schutting te bouwen, die vóór die ramen komt te staan. Een lage schutting tot aan de onderkant van die ramen en een haag zijn binnen die afstand wel toegestaan.
Indien dit verbod wordt overtreden verbeurt Familie Xaan mevrouw Trésoor van rechtswege (geen aanmaning nodig) een boete van € 5.000,–.
Contactverbod.
Partijen wordt met onmiddellijke ingang verboden om nog (al dan niet via tuinman X) persoonlijk contact meer met elkaar op te nemen. Indien contact nodig is, zal dat alleen nog schriftelijk mogen, via de normale postbezorging.
Indien dit verbod wordt overtreden verbeurt de overtredende partij aan de andere partij van rechtswege (geen aanmaning nodig) een boete van € 250,– per keer met een maximum van € 5.000,–.
Slot.
Het over en weer mogelijk meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit bindend advies is gegeven door mr. F.M. Visser als bindend adviseur en mondeling uitgesproken te Mierlo op 12 juni 2019.
Deze schriftelijke uitwerking van het bindend advies is ondertekend door mr. Frank Visser als bindend adviseur en H.T Walstra als secretaris op 4 juli 2019.