VOLLEDIGE UITSPRAAK LIENDEN

by Mr Frank Visser | april 18, 2019 | 0 Comments
VOLLEDIGE UITSPRAAK LIENDEN

Datum mondelinge uitspraak: Lienden

Plaats uitspraak: 13 maart 2019 (Onder voorbehoud van mogelijke vergissingen en verschrijvingen)

Bindend Advies

In het geschil tussen:

Eef en Evert

Te Lienden

verder te noemen: Eef en Evert

tegen:

Ries

Te Lienden

verder te noemen Ries

gegeven door mr. F.M.Visser.

(Schriftelijke uitwerking ex artikel 14 lid 4 Reglement)

De procedure.

Partijen zijn schriftelijk overeengekomen dit geschil door middel van een bindend advies op basis van het ‘Reglement Bindend Advies Mr. Frank Visser doet uitspraak’ editie oktober 2018, te doen beslechten.

De vordering van Eef en Evert is opgenomen in de bindend advies overeen­komst. Daarin is ook een tegenvordering van Ries opgenomen.

Mr. Frank Visser heeft kennisgenomen van alle door par­tij­en overgelegde stukken.

Het geschil is behandeld op de hoorzitting van 13 maart 2019, welke is gehouden te Lienden.

Partijen zijn behoorlijk opgeroepen voor de hoorzitting.

Voorafgaande daaraan heeft mr. Frank Visser zich begeven naar de in deze procedure bedoelde huurwoningen en directe omgeving en heeft hij deze in het bijzijn van partijen bezich­tigd. De mogelijk relevante perceelgrenzen zijn gereconstrueerd door het kadaster (landmeter Adrie van Steijn). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op- en aanmerkingen te maken.

Partijen zijn op de hoorzitting verschenen en hebben hun standpunten toege­licht.

De landmeter heeft mondeling verslag uitgebracht.

Hierna is mondeling uitspraak gedaan.

De vordering van Eef en Evert.

Eef en Evert vordert, kort gezegd, dat de tussen beide huurpercelen bestaande erfgrens wordt vastgesteld en dat het in deze procedure bedoelde hekwerk wordt verwijderd, tenzij de oprit van Eef en Evert, na het vaststellen van de hiervoor bedoelde erfgrens, dusdanig breed blijkt, dat daar normaal kan worden in- en uitgestapt.

De tegenvordering van Ries.

Ries vordert, kort gezegd, dat het Eef en Evert wordt verboden om voor de uitrit van beide huurpercelen te parkeren of te laten parkeren.

Het conflict (artikel 14 lid 2 van het reglement ).

 Het conflict dat partijen verdeeld houdt laat zich kort samengevat als volgt omschrijven.

Partijen huren beiden een woning met erf en oprit van de Stichting Woningbeheer Betuwe, verder te noemen Woonstichting Betuwe. Ries heeft met toestemming van Woonstichting Betuwe een laag hekwerk geplaatst tussen beide opritten, waardoor Eef en Evert niet meer normaal kan in- en uitstappen op zijn oprit. Daarom parkeert Eef en Evert zijn auto nu dusdanig op de voor beide opritten gelegen openbare weg, dat Ries met zijn auto niet of slechts moeizaam gebruik kan maken van zijn oprit.

Beoordeling van het geschil.

Vaststaande feiten

  1. Eef en Evert huurt met ingang van 1 juli 2016 van Woonstichting Betuwe de eengezinswoning met aanhorigheden, staande en gelegen te Lienden aan de X. Deze huurwoning maakt deel uit van een blokje van 4 gelijksoortige woningen, allen gelegen op het ongedeelde kadastrale perceel Gemeente Lienden,.
  2. Ries huurt met ingang van 6 juni 2003 van Woonstichting Betuwe de seniorenwoning met aanhorigheden, staande en gelegen te Lienden aan de X. Deze huurwoning maakt deel uit van een blokje van 3 gelijksoortige woningen, allen gelegen op het ongedeelde kadastrale perceel Gemeente Lienden.
  3. Tussen en achter beide huurwoningen liggen tuinen. Tussen beide huurwoningen zijn twee aansluitende, betegelde opritten ingericht. Eef en Evert parkeerde zijn auto vroeger op zijn oprit. De achtertuin van Ries is eveneens betegeld. Ries parkeert daar zijn auto.
  4. Ries heeft zich bij Woonstichting Betuwe beklaagd over het gebrek aan onderhoud en/of het gebruik van de oprit van Eef en Evert. In dat verband heeft hij toestemming gevraagd om een laag hekwerk te plaatsen tussen beide opritten. Woonstichting Betuwe heeft daartoe in september 2016 toestemming aan Ries verleend. Woonstichting Betuwe gaf daarbij aan, dat de helft van de ruimte tussen beide huurwoningen, waar de opritten zijn gelegen, bij de huurwoning van Ries behoort. De heining moest wel op het deel van Ries worden geplaatst.
  5. Nadat Ries een dergelijk hekje had geplaatst bleek Eef en Evert niet meer normaal te kunnen in- en uitstappen, als hij zijn auto op zijn oprit parkeerde. Daarom parkeert hij die auto voortaan op (een deel van) de openbare weg vóór beide opritten en wel aldus, dat het in- en uitrijden voor Ries wordt verhinderd of bemoeilijkt.
  6. De Agneshof is openbare weg. Vroeger was deze door middel van paaltjes afgesloten voor autoverkeer. Inmiddels kunnen auto’s hier gewoon inrijden, wat dan ook gebeurt, waarbij bewoners hun auto’s bij hun aan de Agneshof gelegen huizen parkeren. De Agneshof is niet aangeduid als erf (bord G5 bijlage 1 RVV 1990). Evenmin geldt daar een parkeerverbod (bord E1 bijlage 1 RVV 1990).

Meetresultaten.

Volgens de kadastrale reconstructie van de relevante erfgrenzen loopt de kadastrale erfgrens tussen beide hiervoor genoemde kadastrale percelen in noordoostelijke richting, schuin langs beide hiervoor genoemde huurwoningen en wel aldus, dat de oprit van Eef en Evert voor een groot deel op perceel 579 is gelegen.

Volgens mijn eigen meting is de ruimte tussen beide huurwoningen, waar de opritten zijn gelegen, ongeveer 4.64 meter breed. Het door Ries geplaatste hek staat aan zijn kant, zodat ongeveer 2.32 meter over blijft voor de oprit van Eef en Evert.

Ik ben samen met Viktor Brand met de auto van Eef en Evert achteruit de oprit van laatstgenoemde ingereden en heb toen geconstateerd, dat ik zelf weliswaar nog met enige moeite kon uitstappen, maar dat Viktor Brand dat niet aan zijn kant kon.

Inhoudelijke beoordeling van het conflict

De erfgrens.

De vordering moet, voor wat betreft de vaststelling van de juridische erfgrens tussen beide huurpercelen, bij gebrek aan belang, worden afgewezen. Weliswaar liggen beide huurpercelen op twee afzonderlijke, aangrenzende kadastrale percelen, maar de precieze liggen van de eigendomsgrens tussen beide percelen doet in deze zaak niet ter zake. Beide percelen zijn immers eigendom van Woonstichting Betuwe. Partijen huren geen (gedeelte van een) kadastraal perceel, maar een woonhuis met een door Woonstichting Betuwe aangewezen grondstuk. Dat een deel van de aan Eef en Evert verhuurde grond (oprit) de kadastrale grens overschrijdt, heeft daarop geen enkele invloed.

Wel kan in deze procedure tussen partijen worden vastgesteld, welk deel van de  open ruimte tussen de twee opritten aan welke huurder is verhuurd. Met Woonstichting Betuwe ben ik van oordeel, dat dit de helft moet zijn van deze tussenruimte. Dat komt overeen met de feitelijke situatie ter plaatse, waar nooit eerder bezwaar tegen is gemaakt.

Het hek.

Evenals de eigenaar (artikel 5.48 van het Burgerlijk Wetboek) is volgens de rechtspraak in beginsel ook een huurder bevoegd zijn erf af te sluiten. Zeker nu de verhuurder daar geen enkel bezwaar tegen heeft, stond en staat het Ries dus vrij het in deze procedure bedoelde hek aan zijn kant tussen de beide opritten te plaatsen. Het enkele feit, dat Eef en Evert daardoor niet meer, zoals voorheen, op een normale manier kan in- en uitstappen op zijn oprit, is onvoldoende om Ries dat recht te ontzeggen. Dat hek kan dus blijven staan.

 Het parkeren voor de oprit.

Voldoende gebleken is, dat Eef en Evert zijn auto nu op (een deel van) de openbare weg plaatst. Dat is ter plaatse in beginsel niet verboden, nu de Agneshof feitelijk voor het openbaar autoverkeer openstaat en de wegbeheerder geen verkeersbesluit heeft genomen, dat het parkeren daar zou verbieden of beperken.

Echter, volgens het bepaalde in artikel 24 lid 1 aanhef en onder b. RVV 1990 (Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) is het verboden een voertuig voor een inrit of een uitrit te parkeren. De bedoeling daarvan is natuurlijk om te voorkomen, dat de gebruiker van de in-/uitrit daar niet, althans niet geheel vrij, gebruik van kan maken. De manier waarom Eef en Evert zijn auto nu parkeert, valt naar mijn oordeel onder dit verbod, zodat hij daarmee moet stoppen.

In het midden kan daarbij blijven, of de gemeente in overeenstemming met het bepaalde in artikel 2.12 van de Algemene plaatselijke verordening 2016 ooit vergunning heeft verleend voor het maken van de betreffende uitritten, nu weggebruikers mogen en zelfs moeten uitgaan van de feitelijke situatie ter plaatse.

Dat betekent dat Eef en Evert, op straffe van een aan Ries te verbeuren boete, met onmiddellijke ingang moet stoppen met het parkeren van de auto voor de uitrit van Ries, zoals hierna te bepalen.

Alternatieven.

Of Eef en Evert zijn auto in plaats daarvan, net zoals Ries, in zijn achtertuin mag parkeren is overigens nog maar de vraag. Zoals nog is komen vast te staan is dat volgens de toepasselijke algemene huurvoorwaarden immers verboden, tenzij Woonstichting Betuwe daartoe toestemming verleent. Het is echter niet aan mij om daarover een beslissing te nemen.

 

Eindoverweging

Op grond van het voorgaande ben ik van oordeel, dat als volgt moet worden beslist.

 

B E S L I S S I N G

Voor wat betreft de vordering van Eef en Evert.

De vordering wordt afgewezen.

Voor wat betreft de tegenvordering van Ries.

Het wordt Eef en Evert met onmiddellijke ingang verboden om zijn auto nog dusdanig te parkeren, dat Ries zijn in-/uitrit niet geheel onbelemmerd kan gebruiken.

Bij overtreding van dit verbod verbeurt Eef en Evert van rechtswege (geen aanmaning nodig) aan Ries een onmiddellijk opeisbare boete van € 25,– per overtreding, met een maximum van € 5.000,–.

Het betreft hier een hoofdelijk werkend verbod voor en een hoofdelijke boeteveroordeling van zowel Evert Eef en Evert als Eef Eef en Evert.

 Voor wat betreft de vordering en de tegenvordering.

Het over en weer mogelijk meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

 Dit bindend advies is gegeven door mr. F.M.Visser als bindend adviseur en mondeling uitgespro­ken te  Lienden op 13 maart 2019.