Pensioenontslag.
Deze column verscheen eerder in Plus Magazine
De heer Van Keulen was op 1 januari 1995 in dienst getreden bij het Diakonessenziekenhuis in Utrecht. Op het laatst als PSA-adviseur tegen een salaris van € 3.774,– per maand. Op 14 november 2016 kwam, vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar en zes maanden, een einde aan zijn loopbaan bij het ziekenhuis.
Financieel gezien leek alles in orde, Van Keulen hoefde niet op een houtje te bijten. Naast een AOW-uitkering, had hij immers ook nog recht op een behoorlijk pensioen van Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Toch wrong er iets.
Elke werknemer, die na een dienstverband van meer dan 24 maanden de laan wordt uitgestuurd, heeft in beginsel immers recht op een zogenaamde transitievergoeding. Die vergoeding wordt berekend over het aantal dienstjaren en kan dus kan flink oplopen. In het geval van Van Keulen tot maar liefst € 48.000 of daaromtrent. Toch kreeg Van Keulen die vergoeding niet. De wet maakt immers een uitzondering voor werknemers, die in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd moeten vertrekken. Van Keulen vond dit niet eerlijk en ging verhaal halen bij de kantonrechter.
De kantonrechter wist niet goed raad met de zaak. Aan de ene kant was de wet volstrekt duidelijk, maar aan de andere kant had hij te maken met een Europese richtlijn, die zich kort gezegd verzet tegen een verschil in behandeling van werknemers op grond van hun leeftijd. En daarvan was in dit geval toch wel sprake! Omdat Europese regelgeving in beginsel voorgaat op nationale wetten, leek Van Keulen dus een punt te hebben!
Nou zit die Europese richtlijn wel wat ingewikkelder in elkaar, dan zojuist geschetst. Want er geldt een belangrijke uitzondering. Leeftijdsonderscheid is namelijk wèl toegestaan, als dit objectief en redelijk wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel en het gemaakte onderscheid daartoe passend en noodzakelijk is. Dat is een hele mond vol. Maar waar het op neerkomt is, dat het beslissingsveld niet louter zwart-wit is ingekleurd, maar een grote grijze zone kent. Het is uiteindelijk de rechter die uitmaakt wat wel mag en wat niet.
Gelet op de grote maatschappelijk gevolgen die een uitspraak in deze zaak zou kunnen hebben, achtte de Utrechtse kantonrechter het raadzaam, eerst advies in te winnen bij de Hoge Raad. Sinds een aantal jaren is het mogelijk een zogenaamde prejudiciële beslissing uit te lokken bij onze hoogste rechter in zaken van groot maatschappelijk en/of juridisch belang. Dan vraagt de lagere rechter om een nadere uitleg van de wet of andere juridische regel, zodat voortaan alle rechters in het land weten wat ze moeten doen. Zo ook in deze zaak.
De Hoge Raad gaf binnen (voor zijn doen) korte termijn de nodige duidelijkheid. In een interessant betoog werden de achtergronden van de Nederlandse regeling besproken. In de kern kwam die hierop neer, dat de transitievergoeding enerzijds was bedoeld als compensatie voor een onvrijwillig ontslag en het daarmee samenhangende gemis aan inkomsten en anderzijds om de werknemer financieel in staat te stellen de overstap naar een andere baan te vergemakkelijken. Een financiële tegemoetkoming dus, louter en alleen bedoeld voor werknemers, die voor hun levensonderhoud zijn aangewezen op het verrichten van arbeid. En dat was Van Keulen na zijn pensioen niet meer!
Samenvattend oordeelde de Hoge Raad het gemaakte leeftijdsonderscheid bij het toekennen van een transitievergoeding gerechtvaardigd. Van Keulen kreeg dus niks.
Een duidelijke beslissing, waarmee de praktijk vooruit kan.