Datum mondelinge uitspraak: 29 mei 2018
(Onder voorbehoud van mogelijke vergissingen en verschrijvingen)
Plaats uitspraak: Aardenburg
Bindend Advies.
In het geschil tussen:
Johannes
te: Eede (Zeeland)
bijgestaan door zijn dochter Sabrina
verder te noemen: Johan
tegen:
te: Eede (Zeeland)
verder te noemen Walter en John
gegeven door mr. F.M. Visser,
(Schriftelijke uitwerking ex artikel 14 lid 4 Reglement)
De procedure.
Partijen zijn schriftelijk overeengekomen dit geschil door middel van een bindend advies op basis van het ‘Reglement Bindend Advies Mr. Frank Visser doet uitspraak’ editie november 2015 te doen beslechten.
De vordering van Johan is opgenomen in de bindend advies overeenkomst. Daarin is ook een tegenvordering van Walter en John opgenomen.
Mr. Frank Visser heeft kennis genomen van alle door partijen overgelegde stukken.
Het geschil is behandeld op de hoorzitting van 29 mei 2018, welke is gehouden te Aardenburg.
Partijen zijn behoorlijk opgeroepen voor de hoorzitting.
Voorafgaande daaraan heeft mr. Frank Visser zich begeven naar de in deze procedure bedoelde sloot en aangrenzende percelen en heeft hij deze in het bijzijn van partijen bezichtigd. Daarbij was tevens aanwezig A. Huysmans als deskundige. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op- en aanmerkingen te maken.
Partijen zijn op de hoorzitting verschenen en hebben hun standpunten toegelicht.
De deskundige heeft mondeling verslag uitgebracht.
Hierna is mondeling uitspraak gedaan.
De vordering van Johan.
Johan vordert kort gezegd:
– voor wat betreft de sloot: dat de bestaande scheidingssloot wordt recht getrokken, met evenredige grondruil over en weer, alles op kosten van Walter en John, dat er een deugdelijke onderhoudsregeling moet komen voor de sloot, met een verbod voor Walter en John om te dicht op de sloot de ploegen;
– voor wat betreft de stank: een verbod voor Walter en John om kuilvoer (silo’s) naast zijn huidige rundveestal, aan de zijde van Johan, op te slaan, alsmede een verbod om op zaterdag die rundveestal uit te mesten aan de zijde van Johan;
– voor wat betreft de bejegening: dat Walter en John, Johan met rust laat.
De tegenvordering van Walter en John.
Walter en John vordert kort gezegd:
– voor wat betreft de lopende procedure, inzake een aan Walter en John verleende omgevingsvergunning: dat Johan wordt verplicht om het door hem ingestelde beroep bij de rechtbank in te trekken, op straffe van een boete;
– voor wat betreft de sloot: dat de bestaande sloot wordt rechtgetrokken, met evenredige grondruil, waarvan elke partij de helft van de kosten draagt, onder de bepaling dat de bij het maken van de nieuwe sloot vrijkomende grond door Walter en John mag worden gebruikt;
– voor wat betreft de bejegening: dat de familie Johan, Walter en John en de hunnen met rust laat.
Het conflict (artikel 14 lid 2 van het reglement).
Het conflict dat partijen verdeeld houdt laat zich kort samengevat als volgt omschrijven.
Partijen leven al jaren in onmin met elkaar, waarbij telkens over nieuwe kwesties onenigheid ontstaat, worden klachten ingediend bij handhavende overheidsinstanties en over en weer aangiftes worden gedaan wegens strafbare feiten. Het is daarbij één keer tot een strafrechtelijke veroordeling gekomen en wel van Walter, wegens poging tot zware mishandeling.
Thans hebben partijen een geschil over een scheidingsloot die tussen hun beider percelen loopt. Partijen verwijten elkaar over en weer dat deze sloot, die op een tweetal plaatsen gehoekt loopt, gebrekkig afwatert. Teneinde de afwatering te bevorderen, wensen beide partijen de sloot recht te trekken, maar zijn zij verdeeld over de vraag onder welke voorwaarden dat moet gebeuren.
Voorts is er een geschil ontstaan over een nieuwe rundveestal, die Walter en John (van Johan uit gezien, schuin achter zijn huidige rundveestal wil bouwen). Nadat Walter en John, ten behoeve van de bouw van die nieuwe rundveestal, een omgevingsvergunning had verkregen, hebben Johan en enige andere omwonenden daartegen bezwaar aangetekend. In de bezwaarprocedure zijn de bezwaren ongegrond verklaard en is de vergunningverlening gehandhaafd. Johan is daarvan als enige in beroep gegaan bij de rechtbank, waardoor Walter en John niet verder kan met de bouw. Tenslotte klaagt Johan over stank op dagen dat Walter en John zijn huidige rundveestal aan de zijde van Johan uitmest, alsmede over de mogelijkheid dat Walter en John een kuilvoersilo en nieuwe mestopslag zal realiseren, tussen de bestaande rundveestal en de woning van Johan, met alle stank van dien. Beide partijen maken zich zorgen over de toekomst.
Beoordeling van het geschil.
Vaststaande feiten.
In deze procedure zijn de volgende feiten voldoende komen vast te staan.
Inhoudelijke beoordeling.
De sloot.
Bij gelegenheid van het locatiebezoek en de hoorzitting hebben partijen alsnog een akkoord bereikt over de sloot. Dit akkoord komt neer op het volgende:
Partijen zijn ten opzichte van elkaar verplicht het voorgaande na te komen, zoals hierna bij de beslissing te bepalen.
Volgens mededeling van het waterschap, wordt de bestaande grenssloot door het waterschap onderhouden. Partijen hebben dat betwist. Voor het geval het waterschap inderdaad het onderhoud doet, valt er wat dat betreft verder niks te regelen. Voor het geval dat niet het geval mocht blijken, zal ik bepalen dat elke partij die nieuwe sloot om het jaar behoorlijk moet onderhouden. Verder heeft Johan gelijk, dat bij het bewerken van het aangrenzende land een minimumafstand in acht moet worden genomen, die ik zal vaststellen op 30 centimeter.
Nadat de nieuwe grenssloot is gemaakt moeten partijen bij het bewerken van de aan hun kant gelegen grond een minimumafstand van 30 centimeter tot de slootkant in acht nemen.
De geur- en stankoverlast.
Johan, die zelf ook (hobbymatig) in de agrarische sector werkzaam is, woont in een gebied met agrarische bestemming en de nodige agrarische bedrijven. Hij moet daarom in beginsel leven met de voor het moderne platteland kenmerkende geluiden en geuren. Dat zou alleen anders zijn, als in dit specifieke geval sprake is van dusdanige geur- en stankoverlast, dat deze ook in een agrarische omgeving als onaanvaardbaar moet worden aangemerkt. Dat is naar mijn oordeel niet het geval.
Het staat Walter en John vrij om binnen de grenzen van de wet kuilvoer en mest op te slaan op zijn eigen grond, waarbij hij zelf mag bepalen waar die opslag het beste uitkomt. Dat geldt ook voor het tijdstip waarop hij zijn stal(len) uitmest. Dat de dochter van Johan dan de was wil buiten hangen is haar eigen keus.
Het beroep bij de rechtbank.
In beginsel stond het Johan vrij om beroep in te stellen bij de rechtbank tegen de aan Walter en John afgegeven omgevingsvergunning. In het onderhavige geval is echter voldoende aannemelijk geworden, dat dit beroep alleen is ingesteld om Walter en John dwars te zitten. Om te beginnen gaat het hier om een zogenaamde gebonden beschikking, waarop de bezwaren van Johan (vrees voor overlast en milieuovertredingen in de toekomst) geen enkele invloed hebben, zodat dit beroep op voorhand als kansloos is aan te merken. Van de zijde van Johan is verder toegegeven, dat men zelf ook heel goed weet, dat dit beroep geen zin heeft en dat de stal er toch zal komen. Verder is in dat verband niet zonder belang, dat is komen vast te staan, dat de veelvuldige klachten bij handhavende instanties in het verleden tegen Walter en John steeds ongegrond zijn bevonden. Kortom: het gaat Johan enkel om vertragen, waardoor Walter en John, zoals nog is komen vast te staan, aanmerkelijke financiële schade lijdt. Daarvoor is een beroep in rechte natuurlijk niet bedoeld, zodat Johan hier onrechtmatig handelt. Hij zal dan ook worden verplicht, dat beroep op straffe van een boete in te trekken.
Contactverbod.
Partijen zijn het er beiden over eens dat zij met rust gelaten moeten worden. In het verleden hebben zij herhaaldelijk met elkaar gevochten. Ik ben bang, dat zich dit zal herhalen als daar geen hele hoge boete op wordt gesteld. Daarom zal ik een fysiek contactverbod opleggen, zoals hierna te bepalen.
Op grond van al het voorgaande ben ik van oordeel, dat als volgt moet worden beslist.
B E S L I S S I N G
Voor wat betreft de vordering en de tegenvordering.
De sloot.
Voor recht wordt verklaard, dat de bestaande scheidingssloot moet worden rechtgetrokken , waarbij de bestaande grenssloot vanaf de hiervoor onder 2. bedoelde kadasterpaal in één rechte lijn (in noordoostelijke richting) wordt doorgetrokken tot aan het eind van de aangrenzende percelen en wel op zo’n manier, dat partijen na uitruil van de nodige grond langs de nieuwe grenssloot, weer hetzelfde aantal vierkante meters grond in eigendom hebben als voorheen. De nieuwe grenssloot wordt gemaakt door een door Johan aan te wijzen loonwerkbedrijf en de daarbij vrijkomende grondspecie moet door ieder van partijen op eigen kosten voor de helft zelf worden afgevoerd en gebruikt. Breedte en diepte worden bepaald in overleg met het waterschap of, als dat niet mogelijk of nodig is, volgens plaatselijk gebruik, te bepalen door het loonbedrijf. De aan het maken van de nieuwe grenssloot verbonden kosten (behalve die van het afvoeren van de grondspecie), te weten de kosten van het loonwerkbedrijf, vergunningaanvraag, notaris, kadaster en mogelijke leges/belastingen, worden door ieder van partijen gezamenlijk gedragen.
Johan plaatst aan zijn kant van de nieuwe grenssloot op eigen kosten een nieuwe afrastering;
Partijen zijn ten opzichte van elkaar verplicht alles te doen en na te laten wat nodig is om een en ander vóór 1 november 2018 te realiseren. Zo niet, dan verbeurt de nalatige partij na behoorlijke aanmaning een boete aan de andere partij van € 10.000,–.
Indien de nieuwe grenssloot niet in onderhoud komt bij het waterschap, zijn partijen jegens elkaar verplicht om die sloot ieder om het jaar behoorlijk te onderhouden.
Het wordt beide partijen verboden de aan de nieuwe grenssloot grenzende grond binnen een afstand van 30 centimeter van de slootkant te bewerken, op straffe van een van rechtswege (geen aanmaning nodig) aan de tegenpartij te betalen boete van € 250,– per overtreding met een maximum van € 5.000,–.
Het beroep bij de rechtbank.
Johan wordt verplicht om zijn beroep bij de rechtbank Zeeland-West Brabant in de zaak met zaaknummer BRE 18/240 WABOM binnen veertien dagen na vandaag onherroepelijk in te trekken, op straffe van verbeurte van (geen aanmaning nodig) een boete van € 20.000,– aan Walter en John.
Fysiek contactverbod.
Het wordt partijen met onmiddellijke ingang verboden elkaar fysiek te belagen (waaronder duwen, slaan, stompen, schoppen, steken, schieten en op elkaar inrijden) op straffe van een onmiddellijk opeisbare (geen aanmaning nodig) boete van € 25.000,–. te betalen aan de tegenpartij.
De hiervoor beschreven verplichtingen zijn voor Maatschap Xen haar maten als hoofdelijke verplichtingen aan te merken.
Het over en weer meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit bindend advies is gegeven door mr. F.M. Visser als bindend adviseur en mondeling uitgesproken te Aardenburg op 29 mei 2018.
Deze schriftelijke uitwerking van het bindend advies is ondertekend door mr. Frank Visser als bindend adviseur en mr. S. Terstegge als secretaris op 8 juni 2018.