Mr. Frank Visser doet uitspraak
(onder voorbehoud van fouten en vergissingen)
Datum mondelinge uitspraak: 21 maart 2017
Plaats uitspraak: Hoogeveen
Bindend Advies
In het geschil tussen:
De heer A. Prins en mevrouw M. Doornbosch-Huigens
te: Hoogeveen
verder te noemen: Prins en Doornbosch,
tegen:
Mevrouw J. Stam-Benjamins en de heer Jan Stam
te: Hoogeveen
verder te noemen moeder Stam en zoon Stam,
gegeven door mr. F.M.Visser.
(Schriftelijke uitwerking ex artikel 14 lid 4 Reglement)
De procedure.
Partijen zijn schriftelijk overeengekomen dit geschil door middel van een bindend advies op basis van het ‘Reglement Bindend Advies Mr. Frank Visser doet uitspraak’ editie november 2015 te doen beslechten.
De vordering van Prins en Doornbosch is opgenomen in de bindend advies overeenkomst. Daarin is ook een tegenvordering van moeder Stam en zoon Stam opgenomen.
Mr. Frank Visser heeft kennis genomen van alle door partijen overgelegde stukken.
Het geschil is behandeld op de hoorzitting van 21 maart 2017, welke is gehouden te Hoogeveen.
Partijen zijn behoorlijk opgeroepen voor de hoorzitting.
Voorafgaande daaraan heeft mr. Frank Visser zich begeven naar de in deze procedure bedoelde percelen en heeft hij deze in het bijzijn van partijen bezichtigd. De relevante erfgrens is gereconstrueerd door het kadaster (landmeter Sj. Dijkstra). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op- en aanmerkingen te maken.
Partijen zijn op de hoorzitting verschenen en hebben hun standpunten toegelicht.
Hierna is mondeling uitspraak gedaan.
De vordering van Prins en Doornbosch.
Prins en Doornbosch vorderen, kort gezegd, dat moeder Stam en zoon Stam worden verplicht het in deze procedure bedoelde pad te allen tijde vrij te houden, behalve om onmiddellijk te laden en te lossen.
De tegenvordering van moeder Stam en zoon Stam.
Moeder Stam en zoon Stam vorderen, kort gezegd, dat het Prins en Doornbosch wordt verboden om nog gebruik te maken van het in deze procedure bedoelde pad en verder, dat zij worden verplicht een op dat pad gerichte camera aan hun huis te verwijderen en voorts, dat zij een einde te maken aan de overlast, veroorzaakt door een aan de door hun gebruikte garage bevestigde lamp en tenslotte, dat zij stoppen met treiteren, alles op straffe van een boete.
Het conflict (artikel 14 lid 2 van het reglement ).
Het conflict dat partijen verdeeld houdt laat zich kort samengevat als volgt omschrijven.
De kern van het conflict wordt gevormd door het gebruik dat door partijen wordt gemaakt van het in deze procedure bedoelde pad, dit in het kader van een al langere tijd bestaande ruzie.
Beoordeling van het geschil.
Vaststaande feiten
In deze procedure mag van de volgende feiten worden uitgegaan.
Rechtsoordeel
Oprit.
Voorop gesteld moet worden, dat het in deze procedure bedoelde pad in of omstreeks 1969 door de toenmalige eigenaren bestemd is om als gemeenschappelijke oprit naar hun garages te dienen. Daartoe is dit pad dan ook ingericht, bestraat en sindsdien ook gebruikt. Naar mijn oordeel is hier dan ook sprake van een zogenaamde ‘buurweg’, zoals bedoeld in artikel 719 van het tot 1992 geldende Burgerlijk Wetboek. Daarin is bepaald, dat wegen ‘aan verscheidene buren gemeen en hun tot enen uitweg dienende’, niet dan met gemeenschappelijke toestemming kunnen worden verlegd, opgeheven of tot een ander gebruik gebezigd dan waartoe zij zijn bestemd geweest. Na invoering van (boek 5 van) het nieuwe Burgerlijk Wetboek in 1992 bleven bestaande rechten op buurwegen volgens artikel 160 Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek bestaan.
Dat betekent, dat het niemand vrij staat om de toegang tot de garages dusdanig te (laten) belemmeren of zelfs te (laten) versperren, dat deze niet meer op een normale manier met de auto of anderszins vallen te bereiken. Daarbij doet niet ter zake de eigenaars van deze garages daarvan zelf gebruik maken, of dat zij dat gebruik hebben afgestaan aan een derde. Tot dat gebruik van die garages behoort immers ook het recht, om die garages via het tot gezamenlijke oprit bestemde pad te bereiken en te verlaten. Omdat Prins en Doornbosch van weduwe Nijkamp het recht hebben gekregen om haar garage te gebruiken, hebben zij tevens het recht verkregen om die garage onbelemmerd via het pad te bereiken en te verlaten.
Naar mijn oordeel handelen moeder en zoon Stam onrechtmatig, door aanhangers en/of andere voertuigen op dat pad/die oprit te (laten) parkeren. Ik heb zelf kunnen ervaren, dat Prins daardoor moeilijk, althans moeilijker dan nodig, uit en in het bijzonder in zijn garage kan komen. Wanneer bezoekers daar ook nog eens hun auto’s gaan parkeren, kan Prins er helemaal niet meer door. Bij normale verhoudingen zullen buren daar onderling wel uitkomen, maar die verhoudingen zijn tussen partijen nu eenmaal erg slecht. Omdat ze er daarom samen niet uitkomen, rest mij niets anders dan de wet toepassen. Dat betekent dat ik iedereen zal verbieden om op het pad/oprit te parkeren. Partijen moeten dat niet alleen zelf nalaten, maar zij mogen ook niet toelaten dat anderen dat doen.
Nu Prins en Doornbosch akkoord gaan met het gebruik van het pad om te laden en te lossen, zal ik dat niet verbieden. Om ruzie over het begrip laden en lossen te voorkomen, zal ik daarbij bepalen dat dit hooguit 30 minuten per keer mag duren, waarna het pad weer helemaal vrij moet zijn.
De lamp.
Voor wat betreft de lamp aan de garage van weduwe Nijkamp wordt als volgt geoordeeld. Ik acht het volstrekt ongeloofwaardig, dat Prins en Doornbosch die lamp in opdracht van de weduwe Nijkamp hebben opgehangen. Meer aannemelijk is, dat zij dat op eigen initiatief (met toestemming van weduwe Nijkamp) hebben gedaan. Deze lamp dient hoegenaamd geen redelijk doel, maar levert wel behoorlijke hinder op voor moeder Stam. Ik zal daarom bepalen, dat die lamp moet worden weggehaald.
De camera.
Voor wat betreft de camera wordt als volgt geoordeeld. Met deze camera kunnen Prins en Doornbosch (een deel van) de openbare weg, de voordeur en de achterom (via het pad) van moeder Stam bespieden. Daardoor wordt de privacy van moeder Stam en die van van haar bezoekers op onaanvaardbare wijze geschonden. Prins en Doornbosch moeten die camera daarom verwijderen.
Vernielingen en treiterijen.
Partijen betichten elkaar over en weer van vernielingen en treiterijen. Bewezen noch aannemelijk is echter geworden, dat partijen, althans één van hen, zich aan ongeoorloofd gedrag heeft schuldig gemaakt. Deze onbewezen beschuldigingen geven geen reden tot rechterlijk ingrijpen.
Op grond van het voorgaande ben ik van oordeel, dat als volgt moet worden beslist.
B E S L I S S I N G
Voor wat betreft de vordering en de tegenvordering.
Het wordt partijen met ingang van 28 maart 2017 te 0.00 uur verboden om de vrije doorgang op de/het in deze procedure bedoelde pad/oprit op enigerlei wijze te (laten) belemmeren, beletten of bemoeilijken, waaronder meer in het bijzonder door het (laten) parkeren van auto’s, aanhangers en/of andere voertuigen op dat/die pad/oprit.
Indien partijen of één van hen dit verbod overtreedt, verbeurt hij van rechtswege (geen aanmaning nodig) aan de andere partij een boete van € 100 per overtreding, met een maximum van € 10.000.
Dit verbod is echter niet van toepassing op laden en lossen gedurende een laad-/lostijd van maximaal 30 minuten per keer.
Prins en Doornbosch moeten de in deze procedure bedoelde camera en lamp voor 28 maart 2017 te 0.00 uur blijvend verwijderen. Doen zij dat niet, dan verbeuren zij aan moeder en zoon Stam van rechtswege (geen aanmaning nodig) een boete van € 100 per dag, of deel daarvan, dat zij in overtreding zijn, met een maximum van € 10.000.
Verstaat dat partijen over en weer hoofdelijk aansprakelijk zijn voor aan hun kant verbeurde boetes.
Het over en weer mogelijk meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit bindend advies is gegeven door mr. F.M.Visser als bindend adviseur en mondeling uitgesproken te Hoogeveen op 21 maart 2017.
Deze schriftelijke uitwerking van het bindend advies is ondertekend door mr. Frank Visser als bindend adviseur en mr. S. Terstegge als secretaris op 23 maart 2017.
Mr. S. Terstegge Mr. F.M. Visser
w.g. S. Terstegge w.g. F.M. Visser