Levenslang echt levenslang, of niet?

by Mr Frank Visser | april 13, 2016 | 0 Comments
Levenslang echt levenslang, of niet?

In Nederland duurt een levenslange gevangenisstraf ook echt levenslang. Er is niet voorzien in een tussentijdse herzieningsmogelijkheid, zoals in veel andere landen wel gebruikelijk is. Een levenslang gestrafte kan enkel bij leven vrijkomen, wanneer hem gratie wordt verleend door de regering. In de praktijk komt dat zelden of nooit voor. En als dat wel gebeurt, zoals in de zeventiger jaren van de vorige eeuw met een aantal  stokoude oorlogsmisdadigers, is dat niet zonder politieke risico’s voor de minister. Alleen bij terminale levenslang gestraften, die vlak voor hun verwachte overlijden worden losgelaten, ligt een gratieverlening in de rede.

 

Vermoedelijk is een meerderheid van de Nederlanders het grosso modo eens met de huidige gang van zaken. Plannen om dit regime wat te versoepelen, door na een aantal jaren te bezien of de levenslange gevangenisstraf niet kan worden omgezet in een tijdelijke, kunnen op veel onbegrip en weerstand rekenen. Niet ten onrechte wordt daarbij het argument gebruikt, dat de nabestaanden van hun slachtoffers ook levenslang hebben.

 

Toch is de druk op de wetgever groot om iets te veranderen. Uit een aantal uitspraken van het Europees Hof voor de bescherming van de rechten van de mens te Straatsburg valt immers af te leiden, dat een levenslange gevangenisstraf op zichzelf weliswaar niet in strijd is met het Europees mensenrechtenverdrag, maar dat dit anders wordt als er volstrekt geen juridische en feitelijke mogelijkheid bestaat op vervroegde vrijlating. De huidige Nederlandse praktijk lijkt daarmee op gespannen voet te staan. Weliswaar bestaat er de mogelijkheid van gratieverlening, maar feitelijk wordt, behoudens zeer bijzondere omstandigheden,  geen gratie verleend aan levenslang gestraften. 

Het lijkt dus raadzaam het Nederlandse systeem aan te passen, door bijvoorbeeld na 25 jaar te beoordelen of de levenslang gestrafte niet alsnog ‘op jaren’ kan worden gesteld, wat neerkomt op omzetting van de levenslange in een tijdelijke gevangenisstraf. Dan heeft de levenslang gestrafte dus uitzicht op vrijlating. De vervolgvraag is, wie daartoe mag besluiten.

 

Het ligt voor de hand om beslissingen daarover toe te vertrouwen aan de penitentiaire kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die immers ook bevoegd is in zaken betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling van ‘gewone’ gestraften. Ik kan me echter voorstellen, dat dit op weerstand stuit bij de politiek en de maatschappij. De jurisprudentie van genoemde penitentiaire kamer heeft immers feitelijk geleid tot een situatie, waarin de voorwaardelijke invrijheidstelling niet of nauwelijks wordt geweigerd. De VI is zogezegd een recht geworden. In de zaak van Volkert van de Graaf is dat nog eens goed duidelijk gemaakt. De regering heeft daar eigenlijk geen enkele invloed op. Een dergelijk automatisme willen we bij levenslang gestraften denk ik niet hebben. Maar de beslissing geheel in handen laten van de regering lijkt evenmin een haalbare kaart. De politieke opportuniteit kan en mag niet de enige maatstaf zijn.

 

Ik denk dat de beste oplossing is, deze beslissing in handen te leggen van een speciale commissie, bestaande uit een rechter, een officier van justitie, een ambtenaar van het ministerie van justitie, de directeur van de penitentiaire inrichting waarin betrokkene verblijft en een psychiater. Deze commissie krijgt de zaak ambtshalve voorgelegd, nadat de levenslang gestrafte 25 jaar van zijn straf heeft uitgezeten. Voordat deze commissie beslist, moet zij de levenslang gestrafte, de reclassering en mogelijke nog levende (nabestaanden van) slachtoffers horen. Indien deze (nabestaanden van) slachtoffers gemotiveerd bezwaar maken,  mag de commissie alleen met minimaal de allergrootste meerderheid alsnog ten gunste van de veroordeelde beslissen. Het komt me voor, dat deze procedure garant staat voor een zeer terughoudend beleid inzake het op jaren stellen van levenslang gestraften, welk beleid wel voldoet aan de door het Europees Hof te Straatsburg gestelde eisen maar toch voldoende recht doet aan de belangen van de maatschappij en de gevoelens van de (nabestaanden van de) slachtoffers. Mocht de uitkomst daarvan in uitzonderingsgevallen tot een onaanvaardbare situatie leiden, bijvoorbeeld omdat een terminaal zieke levenslang gestrafte, vanwege het ontbreken van een voldoende meerderheid in de commissie, niet op jaren mag worden gesteld, dan kan de regering alsnog gebruik maken van haar recht om gratie te verlenen. Zoals reeds thans gebruikelijk.