Gezocht, een nieuwe kantonrechter.

by Mr Frank Visser | september 30, 2019 | 0 Comments
Gezocht, een nieuwe kantonrechter.

Gezocht, een nieuwe kantonrechter.

 

Lezing mr. Frank Visser tijdens WODC congres Haag symposium ‘Rechtspraak om de hoek’ op 24 september 2019

 

 Rechtspraak door naamloze figuren.

De nog altijd voortwoekerende centralisering van de rechtspraak, waarbij deze op immer verdere afstand van de samenleving wordt geplaatst, stuit op steeds grotere weerstand. Het mag misschien waar zijn, dat centraliseren goedkoper is –hoewel ik dat betwijfel- , maar mensen hebben weinig op met rechtspraak door naamloze figuren, die gehuisvest zijn in ontoegankelijke justitiebunkers, waar alleen advocaten de weg weten. Men wil rechtspraak door benaderbare rechters, zonder al teveel bureaucratische rompslomp, zo mogelijk zonder advocaat en dat liefst in de buurt, maar in elk geval  op een bereikbare plek. En ook nog betaalbaar, dat spreekt. Zodat de financiële drempel om je recht te halen niet te hoog is.

 

 

Torenhoge griffierechten.

Over dat laatste, de financiële drempel, wil ik het vandaag niet hebben. Volstaan kan worden met de constatering, dat de hoge griffierechten een probaat middel zijn gebleken om mensen buiten de justitiedeur te houden. Ik doel dan niet zozeer op het door de burger te betalen vastrecht, als hij zelf een zaak aanbrengt. Dat valt in de regel in kantonzaken namelijk nogal mee. Nee, ik heb het over de torenhoge griffierechten die rechtspersonen moeten betalen, als zij een zaak tegen een natuurlijk persoon aanbrengen. Dat klinkt sympathiek – zo van, dat kunnen die bedrijven best betalen- maar dat is het niet. Want deze hoge griffierechten worden verhaald op de gedagvaarde burger, als die het proces verliest. En dat is meestal het geval, al was het maar omdat deze burger in de regel van juridisch toeten noch blazen weet en dus bij voorbaat al met drie-nul achterstaat. U snapt dat de meeste mensen daarom maar liever betalen, dan dat ze hun grieven, hoe reëel ook, aan de rechter voorleggen. Als u dat best vindt –en dat vinden veel ambtenaren en politici- dan is een verdere discussie vooralsnog zinloos

 

De ouderwetse kantonrechter.

Waar ik het vandaag wel over wil hebben, is over de pogingen om de rechtspraak letterlijk en figuurlijk weer dichter bij de mensen te brengen. Ik zeg weliswaar weer, naar plaats daar onmiddellijk een kanttekening bij. In studies en publicaties over de ouderwetse kantonrechter, wordt wel eens te gemakkelijk gesuggereerd, dat de ouderwetse kantonrechter altijd zo bereikbaar was voor de gewone man. Het is maar hoe je het bekijkt. Ik heb ze nog meegemaakt, die patriarchale figuren, die geen kritiek konden velen en rechtzoekenden koeioneerden. Ze werkten meestal thuis en bezochten het kantongerecht alléén als het echt niet anders kon. Het lezen van de jurisprudentie had geen prioriteit, wat soms leidde tot zeer verrassende uitspraken. Natuurlijk, dat waren uitzonderingen, maar wat betreft sociale achtergrond en wereldbeeld waren de meeste kantonrechters toch echte notabelen. Zij hielden flink afstand ten aanzien van de gewone man. De eis, dat een kantonrechter ‘plaatselijk bekend’ moest zijn, betekende dat de mensen hèm moesten kennen en niet andersom. Hoe dan ook, de kantonrechter oude stijl was zeker geen televisierechter, zoals wij die kennen.

 

Al na twee weken vonnis gewezen.

Dat gezegd hebbend, kan uiteraard niet worden ontkend, dat de kantonrechter oude stijl wel ‘embedded’ was in zijn kanton. Dat kanton kende hij door en door en de mensen die daar woonden kenden hem. Als je het niet eens was met een bekeuring liet je het bij hem voorkomen. Een gerechtelijke plaatsopneming was zelden nodig, want de kantonrechter passeerde het betreffende kruispunt dagelijks. En louche huisbazen en foute werkgevers wisten, dat de kantonrechter dat ook wist. Je kon als gewone man inderdaad met je civiele zaak op het kantongerecht terecht. Ook mondeling. Waarna vaak al na twee weken vonnis werd gewezen. Plaatselijke advocaten konden zich geen chicanes permitteren. Een reputatie kun je namelijk maar één keer verliezen. En iedereen wist waar het kantongerecht was. Je kon daar zo naar binnen. Niks geen detectiepoortjes. Toen ik in 1989 aantrad als kantonrechter in Zaandam, kwam ik erachter dat het daar gewoonte was, dat de griffier desgevraagd aan de balie juridische adviezen gaf aan rechtszoekenden. Dat was weliswaar uitermate sympathiek, maar kon natuurlijk niet door de beugel. Daar moest ik dus een einde aan maken, maar het tekent wel de sfeer.

 

 

 

 

 

Juridische huisartsenpost.

Meer dan eens heb ik het kantongerecht vergeleken met een huisartsenpost, waar je voor allerlei doorsnee klachten terecht kunt, zonder naar het ziekenhuis te hoeven. Dat ziekenhuis was dan de gewone rechtbank, dat snapt u wel. Het kantongerecht als huisartsenpost. Of, om een toentertijd eveneens veelgehoorde beeldspraak te gebruiken, de kantonrechter was de rechter voor Wonen, Werken en Winkelen. Arbeidsrecht, huurzaken en consumentengeschillen dus. Hoe dichtbij de burger wil je het hebben! Tel daarbij op het gegeven, dat de algemene bevoegdheid van de kantonrechter in geld uitgedrukt nogal beperkt was. Dus waren het vooral de bagatelzaken, die aan de kantonrechter werden voorgelegd.

 

Uitbreiding takenpakket.

Dat werd echter al snel anders. Het takenpakket van de kantonrechter werd steeds meer uitgebreid. Waar de algehele bevoegdheidsgrens heel in het begin nog op fl. 500 lag, werd deze telkens verhoogd. Uiteindelijk ging het wel erg snel, want in 2011 werd die grens in één keer verhoogd van € 5.000 naar maar liefst € 25.000. De gedachte daarachter was, dat bij consumentengeschillen hoge bedragen in geschil konden zijn. Denk aan de droomkeuken, of de nieuwe caravan. Maar in de praktijk betekende deze verhoging vooral, dat voortaan ook grotere handelszaken aan de kantonrechter werden voorgelegd. Procedures tussen bedrijven dus, die zich meestal van advocaten bedienen. Die zaken waren wezensvreemd aan het kantongerecht en zijn vaak zeer bewerkelijk. Ook bij de zogenaamde bijzondere competenties, de arbeids- en huurzaken, slopen er steeds ingewikkelder dossiers het kantongerecht binnen. Zo ging de kantonrechter ook huurkwesties inzake bedrijfsruimte behandelen. Dat zijn hoogst ingewikkelde zaken, waar veel op het spel staat en die vrijwel altijd leiden tot hoger beroep. Tel daar nog eens de franchising zaken bij op, die bij dergelijke zaken worden gevoegd en je hebt vuistdikke dossiers, waar een kantonrechter dagen op moet studeren. En de arbeidszaken niet te vergeten. Die werden door de jaren heen ook steeds ingewikkelder. Vooral in ontbindingszaken, kwesties rondom een cao en procedures ingevolge de wet op de ondernemingsraden. Kortom: geen werk voor de juridische huisarts zou je denken. Meer iets voor het juridische ziekenhuis, waar dergelijke zaken ook meervoudig zouden kunnen worden behandeld.

 

Het lachen verging de presidenten.

Om dit onderdeel met dat laatste af te sluiten: bij de rechtbanken worden civiele zaken tegenwoordig vrijwel allemaal door één rechter afgedaan. Waarmee een belangrijk onderscheid tussen kantongerecht en rechtbank is verdwenen. Want de kantonrechter was de alléén rechtsprekende rechter bij uitstek. Bij de rechtbank was een meervoudige afhandeling de regel. Dat deze ontwikkeling mede heeft bijgedragen aan samenvoeging van de kantongerechten met de rechtbanken lijkt mij wel duidelijk. Maar dat was niet het belangrijkste motief. Het ministerie van justitie had een organisatorisch probleem gesignaleerd, te weten de kantongerechten. Die moesten weg, vanwege de noodzaak aan een betere en meer centrale aansturing. Aanvankelijk stonden de presidenten van de rechtbanken te juichen. Maar het lachen verging de meesten, toen  ze erachter kwamen dat ook zij werden weggesaneerd.

 

Vrijwillig karakter buurtrechter.

Tot zover wat was. Nu de toekomst. Als wij ‘weer’ een rechter willen, die dichtbij de mensen staat en werkt. Hoe moeten we dat dan aanpakken? Er zijn wat experimenten geweest, of nog lopende, met een vorm van buurtrechtspraak. De ervaringen daarmee zien er gunstig uit, maar getalsmatig stelt het nog weinig voor. Dat komt vooral door het vrijwillige karakter daarvan (artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Als een verweerder niet wil meedoen, moet de buurtrechter afhaken. En dan krijg je geen volle zalen, kan ik u als ervaringsdeskundige melden. Mensen doen alleen mee, als zij overtuigd zijn van hun gelijk, of als zij ervan overtuigd kunnen worden, dat ze beter af zijn met een snelle, informele, goedkope procedure. Een verplichting om mee te werken aan een procedure bij de buurtrechter, bijvoorbeeld in burengeschillen en huurzaken, zou daarom wel de nodige zoden aan de dijk zetten. Maar ook dan blijft het rommelen in de marge. En voor je het weet, klinkt de roep om een jeugdrechter op het politiebureau, een bewindvoering bureau in het wijkcentrum en een vergunningenrechter op het gemeentehuis. Versplintering alom. Dat gaat hem niet worden, vrees ik.

 

 

Romantisering van de werkelijkheid.

Het is vooral daarom, dat men terugziet naar de oude, vertrouwde kantonrechter. Dat was toch al een soort buurtrechter? En ging die niet op de fiets de wijk in? Tja. Dat is, zoals ik hiervoor al heb opgemerkt, een romantisering van de werkelijkheid. Maar inderdaad, de kantonrechter lijkt wel de aangewezen figuur binnen onze rechterlijke organisatie, die deze taak op zich kan nemen. De hiervoor aangestipte experimenten met buurtrechtspraak worden niet voor niets bemand met kantonrechters. Maar hoe dat er verder procedureel uit moet zien? Daarover is, voor zover ik weet, tot op heden niet echt nagedacht. Laat ik een poging wagen.

 

Een structurele herschikking van competenties.

Wat we in elk geval niet moeten doen, is het civiele takenpakket van de kantonrechter nieuwe stijl simpelweg uitbreiden met buurtrechtspraak. Zo van, dat doet de kantonrechter er even bij. Dat gaat niet werken. Kantonrechter oude stijl en nieuwe stijl gaan niet samen. Ik denk daarom, dat het slagen van deze operatie afhankelijk is van een algehele herschikking van de rechterlijke competenties in civilibus. En daarbij ligt het voor de hand, om alleen zaken, door en tegen natuurlijke personen ingesteld, bij de kantonrechter onder te brengen. Daar wordt alle tijd en aandacht aan besteed. Dat wordt dan zijn of haar specialisatie. De nadruk ligt op direct contact met de rechtzoekenden, locatiebezoeken en korte, liefst mondelinge uitspraken.

 

Wonen, werken en winkelen.

Ik denk daarbij om te beginnen weer aan wonen, werken en winkelen. De ouderwetse huurachterstanden, lekkende daken , loonvorderingen en ontslagzaken, kapotte tweedehands auto’s en mislukte verbouwingen. Maar ook aan alle burengeschillen, overlast, grensbepalingen en ruzies binnen de vereniging van eigenaren van flatgebouwen en sportclubs. Zaken dus, waarbij de mensen in beginsel zonder advocaat kunnen. Mits de procedure wordt aangepast, waarover hierna meer. Veel zaken, die nu nog wel aan de kantonrechter zijn toebedeeld, horen daar dus niet meer bij. Ik denk aan geschillen over bedrijfsgebouwen, letselschadezaken bij arbeidsongevallen, betwiste handelsvorderingen en pure cao geschillen. Dat zijn allemaal ingewikkelde kwesties, die door de bankgenomen door advocaten worden waargenomen. Zaken dus, waarbij de gewone burger zelf niet veel kan uitrichten.

 

Familierechtspraak.

Getwijfeld kan worden aan rechtsgebieden, die tot op heden door andere sectoren van de rechtbank worden behandeld. Maar die zich naar hun aard goed lenen voor een behandeling dichtbij de burger. Ik denk hierbij aan de familierechtspraak. In Duitsland is die toegevoegd aan bepaalde, grotere Amtsgerichte. Dat zou bij ons ook kunnen. Ik teken daarbij aan, dat de kantonrechters eeuwenlang voogdij zaken beslechten en eveneens al sinds jaar en dag zogenaamde bewindvoeringszaken behandelen. Ook zou de kantonrechter, zoals vroeger het geval was, personen kunnen horen, die tegen hun wil zijn opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.

 

Geweigerde kapvergunning.

En wat te denken van eenvoudige, bestuursrechtelijke zaken in eerste aanleg. Zoals de geweigerde kapvergunning? De kantonrechter heeft nu al de nodige ervaring met bestuursrecht, in verband met zijn rol in de afwikkeling van de Wet administratieve handhaving verkeersovertredingen.

 

 

 

Kind met badwater weggooien.

Tegelijkertijd realiseer ik me, dat teveel rechtsgebieden ineens leiden tot het spreekwoordelijke weggooien van het kind met het badwater. Teveel is nooit goed. Vooralsnog denk ik, is het goed ons te beperken tot een herschikking van competenties in het civiele recht. Met het daarmee gemoeide, nieuwe takenpakket, heeft de kantonrechter, samen met de  bestaande pakketten in het straf- en bestuurs-strafrecht zijn  handen meer dan vol.

 

Wettelijke verankering.

Het wettelijk verankeren van deze nieuwe competentieverdeling hoeft weinig problemen op te leveren. Een relatief eenvoudige aanpassing van de wet volstaat. Waar het om gaat is, van tevoren goed na te denken over de zaken, die men aan de kantonrechter wil voorleggen en of die wel passen bij zijn nieuwe statuur van buurtrechter.

 

 

 

Een illusie.

Ingewikkelder wordt het, als we de procedure gaan herzien, die bij de kantonrechter nieuwe stijl gevolgd gaat worden. Tot op heden wekt ons Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de illusie, dat het procederen bij de handelssector van de rechtbank de regel is, en het procederen bij de kantonrechter de uitzondering. De werkelijkheid is natuurlijk precies andersom. En dan is het een beetje vreemd, om dat hele juridische gebouw van de civiele rechtsvordering, dat is bedoeld voor grote zaken bij de handelssector, waar advocaten het proces voeren, vrijwel geheel van toepassing te verklaren op kantonzaken.

 

 

Hoe moeilijk kan het zijn?

Naar mijn mening verdient de kantonrechtspraak een geheel eigen procedure, los van die welke is geschreven voor de handelssector. Een procedure die zich kenmerkt door eenvoud en snelheid, zonder de mogelijkheid van incidenten, principale verweren en meer van dat moois. Voor mijn eigen rechtbank, u weet wel die televisierechtbank, heb ik een procesvoering beschreven van een vijftal kantjes A4. Tot op heden, ik doe dit werk al meer dan 20 jaar, heeft dat nooit tot problemen geleid! En hoe moeilijk kan het zijn: een verzoekschrift, een verweerschrift, een mondelinge behandeling, eventuele getuigenverhoren en daarna de uitspraak! Plus door het gerecht zo nodig direct aangewezen en betaalde deskundigen, zoals de mannen van het kadaster. Kortom: een nieuw boek toevoegen aan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering luidende: de procedure bij de kantonrechter. Als het ministerie van justitie dat te moeilijk vindt, ben ik gaarne bereid dat boek te schrijven. Maar dan niet zeuren over hoe simpel het is geworden! Dat is namelijk precies de bedoeling.

 

Wat voor type rechter zoeken wij?

Het voorgaande is allemaal leuk en aardig, maar niet iedere rechter is geschikt voor deze nieuwe functie van kantonrechter. Er bestaat niet zozeer behoefte aan knappe koppen, maar aan contactgerichte mensenmensen, die snel kunnen en willen beslissen. Niemand zal het daarmee oneens zijn. Maar ik wil waarschuwen voor de druk vanuit de gerechtsbesturen, om rechters te laten rouleren. Het vak van kantonrechter nieuwe stijl, lijkt mij geen rouleerfunctie. Net zoals vroeger denk ik meer aan een eindfunctie, die niet per definitie wordt ingevuld door zittende rechters, maar ook door buitenstaanders, zoals ex advocaten. Zelfs kun je denken aan het Engelse systeem, waar vooraanstaande burgers benoemd kunnen worden tot justice of the peace. Een onbetaalde erefunctie. Dat zou bij ons ook moeten kunnen. Lekker goedkoop.

 

 

 

Afsluiting

Ik ga afsluiten. Ik ben het ermee eens, dat de kantonrechter de aangewezen figuur is, om de thans ervaren leemte in de rechtspraak op te vullen. Om de rechtspraak fysiek en inhoudelijk weer naar de mensen toe te brengen en meer te laten aansluiten bij hun wensen en noden. Tegelijkertijd denk ik, dat dit alleen kans van slagen heeft, als –om te beginnen- de civiele bevoegdheden dusdanig worden herschikt, dat de kantonrechter nieuwe stijl zich alleen bezig houdt met zaken tussen burgers onderling, meer in het bijzonder op het terrein van wonen, werken, winkelen en nabuurschap. Een tweede vereiste is, dat een eenvoudige, door gewone mensen te begrijpen procedure wordt ingevoerd, toegespitst op deze toegankelijke vorm van rechtspraak. Een derde vereiste is, dat bij de benoeming de nadruk ligt op bewezen kwaliteiten, zoals contactuele vaardigheden en besluitvaardigheid. Bij dit alles spreekt voor zich, dat een en ander weg moet uit de justitiebunkers. Rechtspraak niet alleen voor de mensen, maar ook onder de mensen.

 

Den Haag 24 september 2019

© mr. frank visser