Licht en bezonning

by Mr Frank Visser | januari 21, 2020 | 0 Comments
Licht en bezonning

Licht en bezonning.   

 

(verscheen eerder als column in Plus magazine)

 

Een gevalletje “Mr Frank Visser doet uitspraak” deed zich onlangs voor, ergens in het midden van het land. Twee buren vochten elkaar de tent uit vanwege een rij bomen. U kent dat wel, dat is immers vaste prik in mijn televisieprogramma. Maar in plaats van de zaak gratis aan mij voor te leggen, vonden betrokkenen het een goed idee, om naar de kantonrechter toe te stappen. Wat mij natuurlijk wel nieuwsgierig maakte. Hoe zou mijn vroegere collega beslissen in een dergelijke zaak. Je bent nooit te oud om te leren, nietwaar!

Eerst de feiten. Partijen hadden beiden een mooie woning, met voor- zij- en achtertuin. De ene buur had aan zijn kant van de erfgrens een kloeke rij bomen staan. Die stonden er overigens al meer dan dertig jaar, ver voordat hij daar was komen wonen. Sindsdien was er weinig of niets aan gesnoeid, zodat de bomen flink waren gegroeid. De andere buur zag dit met lede ogen aan. Hij ging klagen over het wegnemen van licht en bezonning. En ja hoor, uiteindelijk kwam het hoge woord eruit. Die bomen moesten weg.

Dat was de eerste buur niet van plan. “Je bent hier in een bosrijke omgeving komen wonen,” wist hij.  “Dus dan horen bomen naast je huis er gewoon bij. Dat had je vooraf kunnen weten.” De andere buur was niet onder de indruk. “Als je die bomen geregeld had gesnoeid, waren ze nooit zo hoog geworden!” Een waarheid als een koe, maar ja, dat was nu eenmaal niet gebeurd.

 

De kantonrechter wist wat hem te doen stond. Als een echter televisierechter ging hij zelf kijken. Maar zonder camera’s neem ik aan. Helaas moest hij het doen zonder boomdeskundige. Hoe dan ook, mijn collega was niet erg onder de indruk. Er was weliswaar sprake van verminderde lichtinval en bezonning, maar dat oordeelde de kantonrechter niet zó ernstig, dat sprake was van een onrechtmatige toestand. Dat betekende de doodsteek voor de zaak van de klager. Want weliswaar stonden de bomen veel te dicht op de erfgrens, maar dat was al lang en breed verjaard. Zodat alleen zogenaamde ‘onrechtmatige hinder’ nog grond kon opleveren voor een gedwongen boomkap.

De kantonrechter volgde keurig de lijn, die onze hoogste rechters al sinds jaar en dag hebben uitgezet. De vraag of het onthouden van licht onrechtmatige hinder oplevert, hangt af van de ernst en de duur daarvan en de daardoor veroorzaakte schade. Alles in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden. Daarbij speelt ook een rol hoe de situatie was, toen klager zijn woning aankocht. De kantonrechter stelde vast, dat de breedte van de tuinen ter plaatse weliswaar beperkt was, maar dat het hier slechts ging om lichthinder aan de zijgevel van het woonhuis van de klager. Die kon in zijn achtertuin nog genoeg van de zon genieten. Bovendien betrof het hier een oudere woonwijk met relatief veel grote bomen en had klager er bewust voor had gekozen in deze bomenrijke omgeving te komen wonen! Kortom: hij wist waaraan hij begon, en dan mocht hij niet klagen.

Het argument, dat de bomen sindsdien veel te hoog waren gegroeid, ging volgens de kantonrechter niet op. Want klager kon ‘naar algemene ervaringsregels’ weten, dat deze bomen uiteindelijk zonlicht aan zijn perceel zouden kunnen ontnemen. Ook al waren die bomen, toen hij daar kwam wonen, lager dan nu het geval is.

Samengevat mochten de bomen blijven staan.

En laat ik nu precies hetzelfde hebben beslist, als de zaak aan mij was voorgelegd.